Open brief aan mevrouw Geke Faber en de heer Ad Melkert
Geachte mevrouw, mijnheer,
Via een hengelsportvereniging kreeg ik een brief van mevrouw Faber, staatssecretaris van landbouw, natuurbeheer en visserij in handen. Het betreft een schrijven aan verschillende verenigingen waar aan VBC's (Visserij Beheers Commissies) in oprichting wordt gewerkt. Mevrouw Faber laat in deze brief weten dat zij de voortgang binnen de commissies te langzaam vindt verlopen en heeft eenzijdig een onmogelijke deadline ingesteld. Volgens mevrouw Faber moet op 1 juni 2002 alles geregeld zijn en er MOET benut worden schrijft de bewindsvrouwe! Benutten betekent in deze context wegvangen van snoekbaars, bijvangsten zoals snoek, baars, paling (waar ze nog zwemmen) karper, voorn en brasem worden voor commerciële doeleinden door het beroep gedood en verkocht, vissen die aan de sportvisserij toebehoren. Het totale biotoop wordt op deze manier uit haar evenwicht gebracht.
Zelf ben ik actief binnen de VBC van het Noordzeekanaal. Deze commissie bestaat uit elf personen, waaronder vijf beroepsvissers. Al snel leerde ik dat er van 'beroepsvissers' eigenlijk geen sprake is! Slechts één ervan is fulltime visser! Tot mijn verbazing bleek dat de visrechten in het overgrote deel van het Amsterdams havengebied beheerd wordt door een vrachtwagenchauffeur! Een 'beroepsvisser', die ik slechts één keer op een van de zeven vergaderingen ontmoet heb. Kennelijk is de behoefte van deze 'beroepsvisser' om daadwerkelijk mee te denken binnen de VBC minimaal.
Wanneer dit een voorbeeld voor de omschrijving van een 'beroepsvisser' is, is het duidelijk dat u zich niet verdiept heeft in de gevolgen die voortvloeien uit de mogelijkheid de visstand door dit 'beroep' economisch te laten benutten. Naar verluid bereikt slechts één op de zevenhonderd alen het open zeewater. Daarmee is de aalstand tot een gevaarlijk laag peil teruggebracht. Nu wil het beroep zich voornamelijk richten op de vangst van de commercieel interessante snoekbaars. Bijvangst van snoek en karper is hiermee onontkoombaar. Netten, mevrouw Faber zijn helaas niet selectief. Vraagt u dat maar eens aan de vijftigduizend duikende vogels die jaarlijks in het IJsselmeer in netten verdrinken. In de Biesbosch zijn bevers uitgezet. De dieren doen het slecht en de populatie moet steeds met nieuw geïmporteerde bevers aangevuld worden. Sportvissers, die met hun kunstaas in het staande want van het beroep verstrikt raken kunnen u wel uitleggen waar de bevers blijven! U zou toch moeten weten dat de 50.000 vogels die in de netten op het IJsselmeer verdrinken het topje van de ijsberg zijn? In heel Nederland kan het totaal nu al oplopen tot meer dan honderdduizend vogels per jaar. Spreekt u dat maar eens langzaam uit! En dit getal wilt u, door beroepsmatige visserij te intensiveren nog eens drastisch verhogen? Hoe rijmt u dit met de nieuwe richtlijnen op de vogelwetgeving?
Veel sportvissers vissen op snoekbaars en besteden veel geld aan het vangen van deze vis. Naast snoekbaars is vooral het vissen op karper en snoek enorm populair. Snoekbaars wordt vaak als consumptievis meegenomen, maar een groeiend aantal snoekbaarsspecialisten zet ook deze vis terug. Snoek en karper worden steeds na de vangst in hetzelfde water teruggezet. Ook de verschillende witvissen, in wedstrijdverband of individueel als recreant gevangen, worden met respect behandeld. Door deze omgang met de vis heeft de sportvisserij een sterke en kennelijk gezonde visstand opgebouwd. Het aantal landgenoten dat hiervan profiteert groeit jaarlijks. En met deze groei neemt ook het commerciële belang van het sportvissen toe.
Zullen we even wat rekenwerk verrichten? In Nederland wordt door de recreatieve sportvissers jaarlijks € 300 miljoen uitgegeven. Daarmee is het voor mij duidelijk dat de sportvisserij een belangrijke economie is. Het beroep zet volgens de aan mij verstrekte gegevens € 6 miljoen om. Dit is buiten de inkomstengegevens van het IJsselmeer om gerekend.
Net als vele anderen vis ik graag op snoek. Ik weet dat het ongeveer tien jaar duurt voor een snoek de voor sportvissers magische lengte van een meter bereikt heeft. Om één 'metersnoek' te vangen geeft de gemiddelde sportvisser € 500,- uit. In veel gevallen wordt dezelfde snoek twee tot drie keer per jaar door een sportvisser gevangen en teruggezet. Per jaar betekent dit dat een snoek van honderd centimeter een waarde heeft van € 1000,- tot € 1500,-. Een snoek kan in Nederland tot zeventien jaar oud worden. Een simpele optelsom leert dat een door sportvissers gevangen metersnoek daarmee tenminste € 7000,- waard is, en waarschijnlijk veel meer! U neemt het woord 'economische benutting' vaak ter hand. Ik kan mij geen betere voorstelling over het economisch benutten van een visstand voor de geest halen.
Wanneer een metersnoek door een beroepsvisser gevangen wordt brengt het kadaver ervan, op een vismarkt rond de € 60,- op. Ik wil u er met nadruk op wijzen dat het tot tien jaar duurt voor een vis met een gelijke lengte vervangen is! Echter, door de druk die u middels het beroep op de visstand wilt gaan uitoefenen, is het de vraag of dergelijke vissen ooit vervangen kunnen worden! Ik kan het niet voor u becijferen, maar ik besef me dat de staat, en dat ben ik ook, op alleen al deze vis een aanzienlijk bedrag aan omzetbelasting misloopt. In dit licht gezien riekt uw politiek naar economisch wanbeleid.
Mevrouw Faber, mijnheer Melkert, ik weet niet over hoeveel 'beroepsvissers' er binnen uw beleid gesproken wordt, maar naar ik vernomen heb, gaat het om ongeveer vijftig bedrijven. Nederland telt ook meer dan 700 volledig van de hengelsport afhankelijke landgenoten. U weet ook dat er in Nederland ongeveer 1,5 miljoen sportvissers actief zijn die met stijgende verbazing en verontwaardiging het beleid van LNV betreft de benutting van de visstand voor het beroep hebben gevolgd. Ik zou graag willen dat u een water binnen onze landsgrenzen aanwijst waarin het beroep bewezen heeft een visstand te kunnen beheren. Gezien dit op het IJsselmeer en zelfs op onze kustwateren niet mogelijk gebleken is, hoeven we ons betreft de kleinschaliger wateren geen illusies te maken. Daarvan zijn al tal van voorbeelden te noemen. Wanneer het beroep de ruimte krijgt om een zorgvuldig en over vele tientallen jaren opgebouwde schubvisstand economisch te benutten, zal dit een grote terugslag in de hengelsport en de daaraan gekoppelde economie teweegbrengen. Immers: wat heb je als sportvisser te zoeken aan een water waar je achter het net van een beroepsvisser vist? Niets dus!
Het is duidelijk dat een flink deel van onze landgenoten hun werk zullen verliezen.Veel anderen zullen een groot deel van hun inkomsten kwijt raken. Het meest pijnlijke van deze hele zaak ligt in het gegeven dat veel van hetgeen hier geschreven is bij u, mevrouw Faber bekend moet zijn. U wilt, willens en wetens een duurzame € 300 miljoen economie ruilen voor een eenmalige € 6 miljoen economie. En wat het belangrijkst is, u ontneemt hiermee de zo broodnodige uitlaatklep die anderhalf miljoen landgenoten in het sportvissen hebben gevonden. En dat is vooral naar een nog onmondige jeugd toe een absoluut onaanvaardbare vorm van politiek. Omdat heel dit onderwerp zo lang loopt en er binnen het ministerie zo weinig begrip voor de materie bestaat, zie ik als medewerker van diverse bladen, waaronder het maandblad Beet, geen andere mogelijkheid de vele tienduizenden lezers van mijn rubrieken een negatief stemadvies op uw partij mee te geven. Dit doe ik via de volgende brief.
Ondertekenden deze brief digitaal http://www.beet.nl/BeetPetitie.php
Geachte mevrouw, mijnheer,
Via een hengelsportvereniging kreeg ik een brief van mevrouw Faber, staatssecretaris van landbouw, natuurbeheer en visserij in handen. Het betreft een schrijven aan verschillende verenigingen waar aan VBC's (Visserij Beheers Commissies) in oprichting wordt gewerkt. Mevrouw Faber laat in deze brief weten dat zij de voortgang binnen de commissies te langzaam vindt verlopen en heeft eenzijdig een onmogelijke deadline ingesteld. Volgens mevrouw Faber moet op 1 juni 2002 alles geregeld zijn en er MOET benut worden schrijft de bewindsvrouwe! Benutten betekent in deze context wegvangen van snoekbaars, bijvangsten zoals snoek, baars, paling (waar ze nog zwemmen) karper, voorn en brasem worden voor commerciële doeleinden door het beroep gedood en verkocht, vissen die aan de sportvisserij toebehoren. Het totale biotoop wordt op deze manier uit haar evenwicht gebracht.
Zelf ben ik actief binnen de VBC van het Noordzeekanaal. Deze commissie bestaat uit elf personen, waaronder vijf beroepsvissers. Al snel leerde ik dat er van 'beroepsvissers' eigenlijk geen sprake is! Slechts één ervan is fulltime visser! Tot mijn verbazing bleek dat de visrechten in het overgrote deel van het Amsterdams havengebied beheerd wordt door een vrachtwagenchauffeur! Een 'beroepsvisser', die ik slechts één keer op een van de zeven vergaderingen ontmoet heb. Kennelijk is de behoefte van deze 'beroepsvisser' om daadwerkelijk mee te denken binnen de VBC minimaal.
Wanneer dit een voorbeeld voor de omschrijving van een 'beroepsvisser' is, is het duidelijk dat u zich niet verdiept heeft in de gevolgen die voortvloeien uit de mogelijkheid de visstand door dit 'beroep' economisch te laten benutten. Naar verluid bereikt slechts één op de zevenhonderd alen het open zeewater. Daarmee is de aalstand tot een gevaarlijk laag peil teruggebracht. Nu wil het beroep zich voornamelijk richten op de vangst van de commercieel interessante snoekbaars. Bijvangst van snoek en karper is hiermee onontkoombaar. Netten, mevrouw Faber zijn helaas niet selectief. Vraagt u dat maar eens aan de vijftigduizend duikende vogels die jaarlijks in het IJsselmeer in netten verdrinken. In de Biesbosch zijn bevers uitgezet. De dieren doen het slecht en de populatie moet steeds met nieuw geïmporteerde bevers aangevuld worden. Sportvissers, die met hun kunstaas in het staande want van het beroep verstrikt raken kunnen u wel uitleggen waar de bevers blijven! U zou toch moeten weten dat de 50.000 vogels die in de netten op het IJsselmeer verdrinken het topje van de ijsberg zijn? In heel Nederland kan het totaal nu al oplopen tot meer dan honderdduizend vogels per jaar. Spreekt u dat maar eens langzaam uit! En dit getal wilt u, door beroepsmatige visserij te intensiveren nog eens drastisch verhogen? Hoe rijmt u dit met de nieuwe richtlijnen op de vogelwetgeving?
Veel sportvissers vissen op snoekbaars en besteden veel geld aan het vangen van deze vis. Naast snoekbaars is vooral het vissen op karper en snoek enorm populair. Snoekbaars wordt vaak als consumptievis meegenomen, maar een groeiend aantal snoekbaarsspecialisten zet ook deze vis terug. Snoek en karper worden steeds na de vangst in hetzelfde water teruggezet. Ook de verschillende witvissen, in wedstrijdverband of individueel als recreant gevangen, worden met respect behandeld. Door deze omgang met de vis heeft de sportvisserij een sterke en kennelijk gezonde visstand opgebouwd. Het aantal landgenoten dat hiervan profiteert groeit jaarlijks. En met deze groei neemt ook het commerciële belang van het sportvissen toe.
Zullen we even wat rekenwerk verrichten? In Nederland wordt door de recreatieve sportvissers jaarlijks € 300 miljoen uitgegeven. Daarmee is het voor mij duidelijk dat de sportvisserij een belangrijke economie is. Het beroep zet volgens de aan mij verstrekte gegevens € 6 miljoen om. Dit is buiten de inkomstengegevens van het IJsselmeer om gerekend.
Net als vele anderen vis ik graag op snoek. Ik weet dat het ongeveer tien jaar duurt voor een snoek de voor sportvissers magische lengte van een meter bereikt heeft. Om één 'metersnoek' te vangen geeft de gemiddelde sportvisser € 500,- uit. In veel gevallen wordt dezelfde snoek twee tot drie keer per jaar door een sportvisser gevangen en teruggezet. Per jaar betekent dit dat een snoek van honderd centimeter een waarde heeft van € 1000,- tot € 1500,-. Een snoek kan in Nederland tot zeventien jaar oud worden. Een simpele optelsom leert dat een door sportvissers gevangen metersnoek daarmee tenminste € 7000,- waard is, en waarschijnlijk veel meer! U neemt het woord 'economische benutting' vaak ter hand. Ik kan mij geen betere voorstelling over het economisch benutten van een visstand voor de geest halen.
Wanneer een metersnoek door een beroepsvisser gevangen wordt brengt het kadaver ervan, op een vismarkt rond de € 60,- op. Ik wil u er met nadruk op wijzen dat het tot tien jaar duurt voor een vis met een gelijke lengte vervangen is! Echter, door de druk die u middels het beroep op de visstand wilt gaan uitoefenen, is het de vraag of dergelijke vissen ooit vervangen kunnen worden! Ik kan het niet voor u becijferen, maar ik besef me dat de staat, en dat ben ik ook, op alleen al deze vis een aanzienlijk bedrag aan omzetbelasting misloopt. In dit licht gezien riekt uw politiek naar economisch wanbeleid.
Mevrouw Faber, mijnheer Melkert, ik weet niet over hoeveel 'beroepsvissers' er binnen uw beleid gesproken wordt, maar naar ik vernomen heb, gaat het om ongeveer vijftig bedrijven. Nederland telt ook meer dan 700 volledig van de hengelsport afhankelijke landgenoten. U weet ook dat er in Nederland ongeveer 1,5 miljoen sportvissers actief zijn die met stijgende verbazing en verontwaardiging het beleid van LNV betreft de benutting van de visstand voor het beroep hebben gevolgd. Ik zou graag willen dat u een water binnen onze landsgrenzen aanwijst waarin het beroep bewezen heeft een visstand te kunnen beheren. Gezien dit op het IJsselmeer en zelfs op onze kustwateren niet mogelijk gebleken is, hoeven we ons betreft de kleinschaliger wateren geen illusies te maken. Daarvan zijn al tal van voorbeelden te noemen. Wanneer het beroep de ruimte krijgt om een zorgvuldig en over vele tientallen jaren opgebouwde schubvisstand economisch te benutten, zal dit een grote terugslag in de hengelsport en de daaraan gekoppelde economie teweegbrengen. Immers: wat heb je als sportvisser te zoeken aan een water waar je achter het net van een beroepsvisser vist? Niets dus!
Het is duidelijk dat een flink deel van onze landgenoten hun werk zullen verliezen.Veel anderen zullen een groot deel van hun inkomsten kwijt raken. Het meest pijnlijke van deze hele zaak ligt in het gegeven dat veel van hetgeen hier geschreven is bij u, mevrouw Faber bekend moet zijn. U wilt, willens en wetens een duurzame € 300 miljoen economie ruilen voor een eenmalige € 6 miljoen economie. En wat het belangrijkst is, u ontneemt hiermee de zo broodnodige uitlaatklep die anderhalf miljoen landgenoten in het sportvissen hebben gevonden. En dat is vooral naar een nog onmondige jeugd toe een absoluut onaanvaardbare vorm van politiek. Omdat heel dit onderwerp zo lang loopt en er binnen het ministerie zo weinig begrip voor de materie bestaat, zie ik als medewerker van diverse bladen, waaronder het maandblad Beet, geen andere mogelijkheid de vele tienduizenden lezers van mijn rubrieken een negatief stemadvies op uw partij mee te geven. Dit doe ik via de volgende brief.
Ondertekenden deze brief digitaal http://www.beet.nl/BeetPetitie.php
Reageer