Welkom bij Visserslatijn Nederland

Nu op Visserslatijn...

Win een ticket voor de NHSF Forumdag / viswedstrijd!
De diepte van natuurlijke wateren bedraagt in ons land zelden meer dan 2 à 3 meter. Ook de in vroeger tijden door de mens gecreëerde wateren, zoals plassen in veengebieden en sloten in polders, waren...
Lees meer ...


Leden Login

De eerste keer dat u inlogt, dient u dat twee keer achter elkaar te doen

Account aanmaken

Om in te loggen op deze website, dient u een account aan te maken.

U kunt het gratis account aanmaken op ons forum.

Wachtwoord vergeten

Uw nieuwe wachtwoord wordt per email naar u verzonden.

Letop! Thans buiten gebruik!

Visserslatijn Nederland

Waterdiepte

De diepte van natuurlijke wateren bedraagt in ons land zelden meer dan 2 à 3 meter. Ook de in vroeger tijden door de mens gecreëerde wateren, zoals plassen in veengebieden en sloten in polders, waren zelden diep daar het werk met de hand werd uitgevoerd. Deze vrij geringe diepte had tot gevolg dat in deze (toen nog heldere) wateren vrijwel overal plantengroei mogelijk was, omdat het licht tot de bodem kon doordringen.

De sterke groei van planten had weer veenvorming tot gevolg. Geregeld “venen” was mogelijk, tevens bleven de wateren hierdoor op diepte.

Door de grote behoefte aan zand voor stadsuitbreidingen en wegenbouw ontstonden en ontstaan nog geregeld diepe plassen. Ook worden bestaande plassen tot vaak zeer grote diepten (30 à 50 m) ontzand.

Visserijkundig zijn ernstige bezwaren aan te voeren tegen deze grote diepten omdat:
– de hoeveelheid visvoedsel bij grote diepten blijkt af te nemen,
– temperatuurstratificatie zal optreden.

Visvoedsel
Waarom bij grote diepten de hoeveelheid visvoedsel afneemt is niet eenvoudig te verklaren. In de praktijk blijken hiervoor verschillende oorzaken mogelijk. Naast zuurstofgebrek, waarop we hieronder ingaan, lijkt voor een verklaring ook de veel lagere watertemperatuur op grote diepten van belang omdat daardoor de snelheid waarmee levensprocessen verlopen wordt vertraagd. Mogelijk kunnen de hier levende visvoedselorganismen zich niet goed ontwikkelen bij deze lagere temperaturen.

Temperatuurstratificatie
Wat wordt nu verstaan onder temperatuurstratificatie en waardoor wordt het veroorzaakt?

Door snelle opwarming van het water aan de oppervlakte in het voorjaar ontstaat in het water een warme bovenlaag die “drijft” op een koude onderlaag. (Koud water is zwaarder dan warm water). Tussen deze beide lagen vinden we de zogenaamde spronglaag.
Een belangrijke eigenschap van de spronglaag is dat hierin de temperatuur relatief snel daalt.

Is de hier beschreven situatie van temperatuurstratificatie, die, omdat zij voornamelijk in de zomer optreedt, ook wel zomerstagnatie genoemd wordt, eenmaal ontstaan, dan is deze zeer stabiel. Ook harde wind is dan niet in staat de stratificatie te doorbreken.

Temperatuurstratificatie kan optreden in diep water. Maar wat is diep? In de praktijk is gebleken dat er ten aanzien van de diepte van een viswater een duidelijke relatie bestaat met de oppervlakte. Hoe kleiner het water, hoe ondieper het moet zijn om temperatuurstratificatie tegen te gaan. (Wateren tot circa 2 hectare mogen daarom uit visserijkundig oogpunt niet dieper zijn dan 4 meter, tot 100 hectare niet dieper dan 6 meter en grotere wateren niet dieper dan 8 meter).

In ondiep water zal een overdag optreden verschil in temperatuur gedurende de nacht door afkoeling en circulatie weer worden doorbroken.

Bezwaar temperatuurstratificatie
Wat is nu het bezwaar van zo’n temperatuurstratificatie? Het water in ons land is in de meeste gevallen eutroof*.
Hierdoor leeft er veel plankton. Planktonorganismen hebben geen lang leven waardoor een constante “regen” van dood plankton vanuit de bovenste waterlaag naar de bodem zakt. Voor de afbraak van dood organisch materiaal door schimmels en bacteriën is zuurstof nodig, dat aan het water wordt onttrokken. Dit gebeurt ook in ondiep water en daar veroorzaakt het meestal geen problemen. Door circulatie wordt zuurstof naar de bodemlagen getransporteerd.

Hoe meer dode organische stof er aanwezig is, hoe groter het zuurstofverbruik en dus hoe sneller het zuurstofgehalte zal dalen. Dit lage zuurstofgehalte maakt de onderlaag ongeschikt voor vis en visvoedsel. Dit kan uiteraard gevolgen hebben voor de omvang en samenstelling van de aanwezige visstand.

Als in de onderlaag zuurstofgebrek of zelfs zuurstofloosheid optreedt, gaat de afbraak van organisch materiaal zonder zuurstof verder.
Er komt dan een rottingsproces op gang waarbij o.a. zwavelwaterstof ontstaat (lucht van rotte eieren). Dit kan leiden tot vergiftiging van vissen en andere organismen.

In het najaar zal de temperatuur van de bovenlaag door afkoeling dalen tot een waarde die nagenoeg gelijk is aan de temperatuur van de onderlaag. Er zal dan ten gevolge van wind of spontaan, weer volledige menging plaatsvinden. Dit noemt men de najaarsomkering.

Als de onderlaag een laag zuurstofgehalte had en het volume ervan in verhouding tot de bovenlaag groot was, zal de najaarsomkering een plotselinge daling van het zuurstofgehalte in de bovenste waterlagen veroorzaken. Ook het gehalte aan zwavelwaterstof en eventueel ammoniak kan hierdoor stijgen. Ook is het niet uitgesloten dat de plotselinge daling van het zuurstofgehalte door de najaarsomkering voor sommige diersoorten met een grote zuurstofbehoefte (jonge snoekbaars en bepaalde insectenlarven) nadelig is.

Dus…
Concluderend kan worden gezegd dat, los van problemen als golfslag en bevisbaarheid, waterdiepten groter dan 6 à 10 meter voor viswater weinig geschikt zijn.

(Bron: OVB)

QR Code Business Card